Ooit werd ik geïnterviewd voor het personeelsblad van het bedrijf waar ik werkte. Toen ik zei dat ik lid was van de schaakclub Het Paard van Ree, was de meewarige reactie: allemaal autisten zeker! Tegen sommige vooroordelen valt niet op te boksen. Natuurlijk zijn er wel bepaalde verschijnselen waar schakers wat vaker last van hebben dan niet-schakers. Let het komende Tata-toernooi maar eens op: je zult er vast een of meerdere van herkennen! Het gaat dan bijvoorbeeld om de Kotov, de Struisvogel of de Bedrieger. Het worden wel syndromen genoemd, maar het zijn gewoon verschijnselen, want echte ziektes zijn het niet.
De Kotov


Je hebt last van de Kotov als je na lang nadenken een overhaaste zet doet, zonder rekening te houden met de gevolgen ervan. Het verschijnsel ontleent zijn naam aan grootmeester Alexander Kotov, die in zijn klassieker Think Like a Grandmaster [1971] de veel voorkomende situatie beschrijft waarbij een speler twee zetten en de consequenties ervan eindeloos doorrekent, en steeds tot dezelfde onbevredigende conclusie komt: ik verdoe mijn energie en kostbare tijd. Vervolgens speelt hij een derde zet zonder deze te berekenen, en blundert de partij weg.
De Struisvogel
Een ander veel voorkomend probleem is, dat schakers niet willen toegeven dat ze een fout hebben gemaakt. Na een verloren wedstrijd komen ze met excuses als: “het was erg benauwd in de zaal”; “de mensen in de kamer naast me in het hotel maakten zoveel lawaai dat ik de hele nacht niet heb geslapen”, of: “ik heb gisteren iets verkeerds gegeten, waardoor ik me niet kon concentreren.” In plaats van toe te geven dat ze een fout hebben gemaakt, zodat ze ervan kunnen leren, zoeken ze de oorzaak buiten zichzelf. De mythe is dat struisvogels hun kop in het zand steken om een probleem niet onder ogen te hoeven zien. Dit is precies wat de ‘Struisvogel’ doet: wegkijken van problemen. In werkelijkheid steekt een struisvogel haar kop trouwens in het zand om ruimte te maken voor haar eieren. Maar dat terzijde.
De Bedrieger

Iemand die last heeft van de Bedrieger [het imposter’s syndrome], denkt ten onrechte niet over de juiste kwaliteiten te bezitten om iets te doen. Opvallend genoegd bekende Magnus Carlsen, dat de Bedrieger hem parten speelde toen hij het als 13-jarige moest opnemen tegen Kasparov. Hij had het gevoel niet kunnen onderdrukken dat hij onmogelijk zou kunnen winnen van zo'n geduchte tegenstander. “Toegeven aan dat gevoel was mijn grootste fout”, zei Carlsen later. "Als ik in dat specifieke spel echt heel serieus had geloofd dat ik Kasparov had kunnen verslaan, dan had ik dat waarschijnlijk kunnen doen." Met andere woorden, vertrouwen in je eigen kunnen is essentieel om je doel te bereiken.
Vrouwen kunnen niet schaken

Het verschijnsel dat je ten onrechte denkt dat je niet goed genoeg bent voor een bepaalde taak en wel snel door de mand zult vallen als bedrieger, komt overal in de maatschappij voor. Vooral personen en groepen die vaak gediscrimineerd worden vanwege afkomst, geloof, geaardheid of gender, kunnen gaan twijfelen aan eigen kunnen, zo blijkt uit psychologische studies. Dit wordt ook wel stereotypedreiging genoemd. Er is sprake van stereotypedreiging wanneer je ondermaats presteert, enkel en alleen omdat je je bewust bent van het stereotype dat mensen denken dat je het slechter zult doen dan anderen, met als gevolg een verminderd zelfvertrouwen, verminderde belangstelling, kortom: een self-fulfilling prophecy. Dit verschijnsel is waargenomen in onderzoeken naar de wiskundeprestaties van vrouwen en naar de lagere vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities. Zou dit fenomeen misschien ook de reden kunnen zijn dat er relatief weinig vrouwen schaken en dat ze, als ze het al doen minder presteren? Ja, blijkt uit een studie uit 2008, waarin men mannen en vrouwen met gelijke speelsterkte via internet met elkaar liet schaken. Mannen en vrouwen presteerden gelijk als het geslacht van de tegenstander niet bekend was, maar als vrouwen wisten dat ze tegen een mannelijke tegenstander speelden, speelden ze slechter dan tegen vrouwelijke tegenstanders. Latere studies bevestigden de uitkomst. Er zijn ook nog onderzoeken gedaan over het effect van testosteron op schaakresultaten, maar de uitkomsten daarvan zijn niet eenduidig…

Jan-Hein Donner had trouwens een andere verklaring:
“Door haar groter geduld zal zij in de eeuwige uitputtingsslag tussen de seksen altijd als overwinnaar te voorschijn komen. Zij kan logisch denken, wat bij mannen zelden voorkomt. De vrouw heeft een beter geheugen. Elke man die met vrouwen omgaat, wordt daar steeds opnieuw weer pijnlijk mee geconfronteerd. De vrouw is doelmatiger en doelbewuster. Waarom ze dan toch niet kan schaken? Omdat de vrouw intuïtie mist. Niet in de betekenis die het woord doorgaans krijgt, als in een vaag vermoeden of een oprisping van gevoel, een betekenis die doorgaans juist geassocieerd wordt met het vrouwelijke, maar in een veel oorspronkelijkere zin. Bedoeld wordt: de echte inval. Men doet iets of men laat iets na, zonder enige aanwijsbare bedoeling, en achteraf blijkt deze daad de enige juiste te zijn geweest.
De echte inval ….. of?


Dit portret van de Italiaanse schilderes Sofonisba Anguissola uit 1555 van haar schakende zussen [links] wordt wel gezien als een feministisch statement avant la lettre: vrouwen kunnen aan dezelfde intellectuele activiteiten deelnemen als mannen! Ook schilderen was in de 16e eeuw een typisch mannelijke bezigheid, maar deze dame had geen last van het “impostor syndrome” en werd beroemd om haar kunde – Michelangelo nam haar zelfs onder zijn hoede – en haar doorzettingsvermogen: ze gaf onder andere les aan de vrouw van koning Philips II, wiens portret ze ook schilderde (rechts). Veel jonge schilders, onder wie de Vlaamse Antoon van Dijck, die haar portretteerde toen ze hoogbejaard was [93], stonden in de rij om van haar te mogen leren. Dat het ook in het schaken om doorzettingsvermogen gaat, benadrukt Marian Donner nog eens, die in de liefdevolle lezing over haar vader tijdens het Nederlands schaakkampioenschap van 2015 zei:
Uiteindelijk is het die vechtlust waar het om gaat. Dat wist mijn vader ook; hij schreef het zelfs in zijn allereerste schaakcolumn, getiteld ‘Over de rechtvaardigheid van het schaakspel’ uit 1950. Hij was toen 23. Ik citeer: ‘Niet de sterkste wint, niet de objectief beste denker, maar de vasthoudendste vechter, zoals het ook in het leven gaat.’
Alie Blokhuis
Januari 2024